De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft zorgen over de inzet van e-health in de wijkverpleging. Niet een organisatie hield zich aan de wettelijke norm. Tegelijkertijd worden, zeker vanwege het personeelstekort, digitale middelen belangrijker. Dat blijkt uit een recent rapport van de inspectie.
Het gaat vooral om cliëntportalen, medicatiedispensers en beeldbellen. E-health kan in de wijkverpleging bijdragen aan meer vrijheid en eigen regie voor cliënten en hun naasten. Maar de beveiliging moet vooral in de kleinere organisaties, beter.
De IGJ bezocht tien zorgaanbieders in de wijkverpleging en keek naar hoe zij aandacht geven aan de randvoorwaarden voor het veilig inzetten van e-health. “Elke wijkverplegingsorganisatie moet zich de vraag stellen wat nodig is om digitale middelen goed en veilig te gebruiken,”zegt de IGJ in een rapport. Kleinere zorgorganisaties hebben volgens de organisaties vaak weinig deskundige mensen in huis. Ook zijn ze vaak niet aangesloten bij een netwerk om mee te liften op de ontwikkelingen bij grote zorgaanbieders.
Kennis
De meeste wijkverplegingsorganisaties hebben een beperkte ICT-organisatie en steunen op externe leveranciers. Hierdoor is
er weinig kennis in huis en zijn organisaties soms geen volwaardig gesprekspartner voor leveranciers.
Zorgaanbieders in de wijkverpleging gebruiken e-health intussen wel bewust en kijken kritisch naar wat werkelijk bijdraagt. Ze hebben volgens het rapport echter meestal weinig uitgewerkte ideeën over de plaats die technologie kan innemen in de zorg, hoe ze dit willen bereiken en wat hiervoor echt nodig is.
Cliënten en hun vertegenwoordiging (zoals een cliëntenraad) ontvangen informatie over digitale producten zoals een
cliëntenportaal of een medicatiedispenser. Cliënten weten waar zij met vragen terecht kunnen. Maar zorgaanbieders betrekken cliënten nog niet actief bij keuzes en de invoering van e-health. Vaak gebeurt dit echter pas nadat keuzes gemaakt zijn.
Financiering
De financiering van digitale producten of diensten is soms problematisch. Door tijdelijke financiering via subsidies is er niet
altijd sprake van een structurele inbedding in de organisatie. Wijkverplegingszorgaanbieders geven bij invoering van e-health
aandacht aan training, ondersteuning van gebruikers (cliënten en professionals) en afspraken met leveranciers. Invoering is
echter vrijwel altijd een ad hoc-proces en volgt geen vaste aanpak. Een analyse van risico’s, bijvoorbeeld voor cliënten, ontbreekt vaak. Dat moet volgens de inspectie zeker verbeteren.
Verder evalueren organisaties de inzet van e-healthproducten en diensten nog weinig. Bij het meten van cliënttevredenheid
nemen organisaties dit aspect niet mee. Wijkverplegingszorgaanbieders proberen informatie zoveel mogelijk elektronisch uit te wisselen met andere zorgaanbieders. Ze gebruiken bijvoorbeeld verwijsapplicaties en veilige e-mail. Ook krijgen ze de lijsten voor het toedienen van medicatie elektronisch en tekenen deze elektronisch af.
Samenwerking
Uit het rapport blijkt verder dat weinig wijkverplegingszorgaanbieders zich aansluiten bij een regionale samenwerkingsorganisatie. Bij de ontwikkeling van digitale uitwisseling zijn met name de kleinere aanbieders sterk afhankelijk van de keuzes van andere partijen in hun omgeving (zoals apotheken en ziekenhuizen). Dit hoeft niet altijd een probleem te zijn. Bijvoorbeeld omdat een zorgaanbieder zelf weinig kennis en capaciteit in huis heeft om die keuzes te maken.
De meeste wijkverplegingszorgaanbieders zorgen vaak juist wel voor afspraken met leveranciers over de continuïteit van systemen. Zorgprofessionals zijn echter niet altijd goed op de hoogte van de afspraken op dit gebied. Bijvoorbeeld hoe te handelen als digitale dossiers niet bereikbaar zijn.
Sturing
De meeste wijkverplegingsorganisaties hebben hun beleid op het gebied van e-health/zorgtechnologie niet uitgewerkt en het ligt ook niet goed vast. Daardoor is het moeilijker hier bewust sturing aan te geven. Is het beleid onvoldoende vastgelegd? Dan is dit ook onduidelijk voor medewerkers. Medewerkers en cliënten zijn vaak maar beperkt betrokken bij e-health-ontwikkelingen.
Kleinere organisaties zijn hierbij extra kwetsbaar, stelt de IGJ. Zij vertrouwen vaak op ‘korte lijnen’ en leggen weinig vast. De opgebouwde kennis kan dus ook ook makkelijk weer verdwijnen. Daarmee kunnen ook (gesubsidieerde) projecten stilvallen. De meeste organisaties die de IGJ bezocht (ook middelgrote organisaties met 250 tot 1000 cliënten) hebben geen of een zeer kleine ICT-organisatie. Meestal streven ze ernaar om de ondersteunende staf (‘overhead’) zo klein mogelijk te houden. Daardoor is er weinig kennis in huis over e-health/zorgtechnologie en vormen deze organisaties geen volwaardige gesprekspartners
Voor implementatie van nieuwe digitale producten of diensten is men vaak afhankelijk van tijdelijke subsidies (bijvoorbeeld de
SET-regeling). Er is dan niet altijd zicht op structurele financiering van de technologie, al denken de organisaties hier meestal wel tijdig over na. Dat kan ook betekenen dat ze van mogelijk nuttige innovaties afzien of ermee stoppen.
Er komt nieuwe wetgeving aan rondom dit thema. De IGJ verwacht dat een deel van de problemen daarmee wordt opgelost. Intussen is een flink deel van de instellingen al aan het werk met verbetertrajecten.
Lees ook:
- Zorg van Nu bundelt innovaties verstandelijk gehandicapten
- Alles draait om de user experience